Frans Penninx (59 jaar) liep op zijn dertiende een hoge dwarslaesie op bij een val uit een uitkijktoren. Tijdens de vijf maanden plat op zijn bed – dat was toen heel gebruikelijk – besefte hij dat hij zijn geld later met zijn hoofd moest verdienen. Gezegend met een goed stel hersens rondde hij zijn studie bedrijfseconomie af en had vervolgens een bloeiende carrière, onder meer als bestuurder in de revalidatiesector.

‘Na mijn ongeluk verbleef ik vijf maanden in het ziekenhuis, waarna ik anderhalf jaar heb gerevalideerd. De houding was keihard; anders dan nu. Zij wisten wat goed voor je was, dus deed je dat. Of je wilde of niet. Ik ‘haatte’ mijn fysiotherapeut tijdens de therapie. Hij liet me duizend keer oefenen om vanuit mijn rolstoel een transfer te maken zonder plankje, wat 999 keer mislukte. Maar ik leerde het en ik doe het nu nog steeds zonder plankje. Tegenwoordig is de klant koning en de vraag van de klant het uitgangspunt. In intentie is dat heel goed, maar je kan die klant daarmee ook tekort doen. Als je bijvoorbeeld niet goed kunt rijden met een rolstoel, ga je toch elektrisch rijden en gebruik je je energie voor dat wat jij zelf belangrijk vindt? Ik denk dat je in die eerste fase juist moet worden gepusht tot – voorbij – het gaatje; daar heb je later veel profijt van!’

‘Hoewel ik denk dat de onbezorgdheid van mijn jeugd op mijn dertiende ophield te bestaan, heeft mijn dwarslaesie me nooit belemmerd om de dingen te doen die ik graag wilde. Dat heeft voor een groot deel te maken met mijn karakter. Zie je eerst de obstakels, of zie de sluiproutes? Voor mij geldt het laatste. Het is pas nee als ook echt blijkt dat het nee is. Ik heb diepzee gedoken met mijn zoon, een duosprong gemaakt met een parachute en in een zweefvliegtuig gevlogen. Ik realiseer me wel dat ik geluk heb gehad. Ik kon studeren, leerde al jong mijn vrouw Corry kennen, kreeg twee kinderen en kon mooi werk doen.’

‘Op mijn 29ste was ik directeur van een revalidatiecentrum voor kinderen. Ik denk dat mijn ervaringsdeskundigheid impliciet een rol heeft gespeeld in mijn managementfuncties in de zorg. Zonder dat overigens zelf als uitgangspunt te nemen, want dat zou ik een zwaktebod hebben gevonden. Ik hoefde het er niet over te hebben. Als ik bijvoorbeeld met zorgverzekeraars aan het onderhandelen was, zagen ze heus wel dat ik zelf ook ‘lijdend voorwerp’ was. Wat mij altijd heeft gedreven in mijn werk, is het zoeken naar evenwicht tussen ziel en zakelijkheid. Je met hart en ziel inzetten voor de patiënt, omdat je het maximale wilt hebben, maar daarbij de zakelijkheid niet uit het oog verliezen. Want als je als organisatie alleen het belang van de patiënt centraal stelt, ben je overmorgen failliet.’

‘Sinds een aantal jaar werk ik voor mezelf en maak ik meer tijd vrij voor andere dingen. Met Corry trek ik bijvoorbeeld twee keer per jaar een maand lang in ons campertje rond door Europa. Wat ik moeilijk vind, is dat zij dan elke keer alles alleen moet inpakken. En er moet veel mee wanneer je vier weken weggaat! Ik zit me dan in mijn rolstoel te verbijten terwijl ik haar heen en weer zie rennen om alles voor elkaar te krijgen. Op zulke momenten zeg ik dan meestal maar dat ik iets heel belangrijks moet doen op de computer.’