Martijn Klem heeft niet alleen als directeur van de BOSK – een vereniging van mensen met een lichamelijke handicap – veel contacten met revalidatiecentra. 

Ook komen hij en zijn vrouw vaak bij een revalidatiecentrum vanwege hun zoon Ikar (9), die daar onder behandeling is en op school zit vanwege een cerebrale parese. Martijn vindt het vreselijk belangrijk om de patiënt, en in dit geval ook de ouders, nauw te betrekken bij de revalidatie. ‘Revalidatie is gericht op de terugkeer in het dagelijkse leven. Het gaat om integratie en participatie. Dat lukt alleen in nauwe samenwerking met de patiënt. Die geeft immers aan wat hij of zij wil bereiken. De artsen en therapeuten, maar ook de ouders en de mensen met een handicap, hebben allemaal hun eigen expertise en ervaring en daar moet je gezamenlijk gebruik van maken.

Zelf proberen we als ouders samen met de leerkrachten en therapeuten heel goed de doelen vast te stellen: van leren de rits dicht te maken, zwemmen, fietsen tot schrijven. Ikar wil graag goochelen. Dat is lastig als een hand het niet goed doet, maar we kijken nu of we daar toch een revalidatiedoel van kunnen maken. Toch zijn we nog niet altijd een gelijkwaardig onderdeel van het revalidatieteam rond onze zoon. Zo kregen we laatst een uitnodiging voor een planbespreking met leerkracht, zorgcoördinator, arts en andere behandelaren. Als we wilden, konden we aanschuiven op het vastgestelde tijdstip.
Zo’n benadering is principieel onjuist als je uitgaat vanuit de gedachte dat je elkaars expertise respecteert. Een arts nodig je toch ook niet op zo’n manier uit.’