Jaarlijks vinden in ons land 1.900 succes volle reanimaties plaats na een hartstilstand. Eenmaal uit het ziekenhuis krijgen de patiënten meestal hartrevalidatie aangeboden. Echter, bijna een kwart heeft ook een hersenbeschadiging opgelopen. Aanvullende cognitieve revalidatie kan de kwaliteit van leven sterk verbeteren. Een nieuw werkboek laat zien hóe.

Het Rijnlands Revalidatie Centrum (RRC) in Leiden heeft een uniek zorgplan opgesteld voor reanimatiepatiënten én hun partners. Initiatiefneemster is Paulien Goossens, revalidatiearts en medisch directeur van het RRC. Zij zag in haar praktijk gemiddeld vier reanimatiepatiënten per jaar. ‘Ik werkte met mensen die een forse hersenbeschadiging hadden overgehouden aan een hartstilstand. Zij volgden uitsluitend cognitieve revalidatie; aan hun lichamelijk herstel werd nauwelijks gewerkt. Ik voelde me onwetend over hoe ik deze patiënten fysiek kon belasten. Mijn collega’s van de hartrevalidatie begeleidden op hun beurt ook reanimatiepatiënten. Zij zagen patiënten die moeite hadden om zich te concentreren en nauwelijks meekwamen in de revalidatiegroep. Het waren ‘lastige’ patiënten. Achteraf gezien hadden deze mensen te maken met lichte tot matige cognitieve problemen. Ze déden niet moeilijk, ze kónden gewoon niet anders.’

Screening

Om reanimatiepatiënten en hun partners betere zorg te kunnen bieden, was een goede samenwerking nodig. ‘Die samenwerking is vastgelegd in het zorgplan,’ vertelt Liesbeth Boyce. Zij is onderzoeker, klinisch linguïst en schrijver van het werkboek Revalidatie na reanimatie, waarin het zorgplan is uitgewerkt. ‘De kern is een gecombineerd revalidatietraject voor zowel het hart als de hersenen. Het begint allemaal in het ziekenhuis. Een gespecialiseerd verpleegkundige van het RRC zorgt dat alle patiënten die voor reanimatie op de spoedeisende hulp binnenkomen in beeld blijven. De patiënten die tijdens het verblijf in het ziekenhuis al duidelijk forse hersenbeschadiging vertonen, krijgen direct een doorverwijzing voor cognitieve revalidatie, aangevuld met individuele hartrevalidatie. Andere reanimatiepatiënten verlaten na herstel het ziekenhuis en worden een maand later verwacht voor de intake bij de cardioloog van het revalidatiecentrum. In de tussenliggende tijd kunnen zij verder herstellen en krijgen ze bezoek van de gespecialiseerd verpleegkundige. Aan de hand van gesprekken en testen bepaalt de verpleegkundige of de patiënt mogelijke cognitieve problemen heeft als gevolg van de hartstilstand. Dankzij de screening komen deze problemen, die zich in het ziekenhuis vaak nog niet openbaren, in een vroeg stadium aan het licht.’

Passend traject

De gespecialiseerd verpleegkundige rapporteert aan de cardioloog die de patiënt vervolgens een passend revalidatietraject kan adviseren. Patiënten die tot dan toe geen cognitieve problemen hebben ondervonden, volgen de reguliere complexe hartrevalidatie van twaalf weken. Patiënten met milde tot matige cognitieve problemen starten met hartrevalidatie in een rustige groep, waarin zij veel aandacht krijgen. Als vervolgtraject is daarna algemene cognitieve revalidatie mogelijk. Niet alle patiënten kiezen voor het vervolgtraject, zoals ouderen die thuis goed worden verzorgd en kunnen leven met de beperkingen. ‘Het zijn meestal jongere patiënten die nog volop in het leven staan, die na de hartrevalidatie ook cognitieve revalidatie volgen,’ zegt Paulien Goossens. ‘Zij ondervinden veel hinder van een hersenbeschadiging. Wat volgens de definitie ‘licht’ is, kan de patiënt als zwaar ervaren. Met goede cognitieve revalidatie verbetert hun kwaliteit van leven. We kunnen de hersenbeschadiging niet ongedaan maken, maar leren compensatietechnieken aan. Bijvoorbeeld op het werk: bouw na twee uur vergaderen tien minuten rust in, zodat je weer tot jezelf komt en klaar bent voor de volgende twee uur.’

Goed nieuws

In de revalidatietrajecten ook in het traject voor reguliere hartrevalidatie is er extra aandacht voor de partner. ‘Veel partners hebben de reani matie van dichtbij meegemaakt’, vertelt Liesbeth Boyce. ‘Dat is een zeer ingrijpende gebeurtenis. Ze zijn bang dat hun partner opnieuw getroffen wordt door een hartstilstand. Hun bezorgdheid en angsten kunnen het herstel van de patiënt in de weg staan. Soms krijgen zij zelf hartklachten. Met extra aandacht kunnen wij de partners helpen in de verwerking van wat er is gebeurd.’ Het zorgplan draait succesvol bij het RRC in Leiden en daarnaast bij Sophia Revalidatie in Delft. In juni presenteerden Boyce en Goossens het werkboek over het zorgplan, dat nu koste loos beschikbaar is voor iedereen die de zorg voor reanimatiepatiënten wil verbeteren. Paulien Goossens: ‘Veel collega’s, juist uit de revalidatiesector, laten ons weten dat ze mogelijkheden zien voor verbetering van deze zorg. Een aantal revalidatiecentra en revalidatieafdelingen van ziekenhuizen heeft ook al aangegeven te wil len werken volgens het zorgplan. Er is eveneens belangstelling uit het buitenland: Zweden, Israël en Engeland hebben zich al gemeld. Dit is echt goed nieuws voor alle reanimatiepatiënten die na revalidatie hun leven weer willen oppakken.’

Werkboek Revalidatie na reanimatie