Telerevalidatie – revalidatie thuis met begeleiding op afstand – is de toekomst, zeiden deskundigen al een tijd terug. Logisch, want de voordelen zijn groot: tijdswinst voor professionals, minder reistijd voor de patiënt, meer thuis kunnen oefenen en een programma op maat. ‘Nederland loopt in Europa voorop,’ zegt hoogleraar Miriam Vollenbroek, ‘maar de echte cultuuromslag binnen onze revalidatiecentra moet nog komen. Ik zeg: schiet daarmee op, want de grote mogelijkheden mogen we patiënten niet ontnemen.’

Voor van alles worden apps ontwikkeld, of ze zijn er al. Apps met oefeningen voor pijnbestrijding of preventie van decubitus, apps ter psychologische ondersteuning, over arbeidsparticipatie: de mogelijkheden zijn legio. Waarom dan lijkt de revalidatiewereld er nog niet vol in mee te gaan? ‘Er is al veel gebeurd,’ benadrukt Miriam Vollenbroek. ‘Zo hebben acht revalidatiecentra zich verenigd met de ambitie om binnen vier jaar tien procent van de revalidatie op afstand te leveren.’ Tot voor kort was Vollenbroek clustermanager telemedicine bij Roessingh Research & Development; inmiddels is ze hoofd wetenschapsbureau bij Ziekenhuis Groep Twente.

Stroomlijning

Die acht centra zijn met verve begonnen aan hun missie: op dit moment maken ze gebruik van een oefenportaal voor CVA-patiënten en wordt logopedische revalidatie op afstand vormgegeven. Daarnaast is elk van de centra ook met zijn eigen toepassingen bezig. UMC Groningen is bijvoorbeeld vergevorderd met beeldbellen om het contact tussen revalidant en professional te ondersteunen, Heliomare werkt met Minddistrict aan psychologische ondersteuning van hersenletselpatiënten en zo zijn er meer goede voorbeelden. Vollenbroek: ‘Al deze initiatieven tonen aan dat het concept goed is, en dat het kan. Maar inmiddels is ook gebleken dat centra bij de inzet van telerevalidatie vaak net een verschillende insteek hebben en verschillende keuzes maken. Dat is op zich niet erg. Maar het geeft wel aan dat uniformiteit en dus stroomlijning moeilijk is door te voeren.’ ‘Al deze initiatieven tonen aan dat het concept goed is’

Financiering

En dat is niet het enige obstakel. Financiering speelt een rol, en dan gaat het met name over het niet of wel – en zo ja, hoe – vergoeden van behandelingen op afstand. ‘Er zijn wel mogelijkheden om zorg te declareren, maar dat geldt zeker niet voor alles. Zorgverzekeraars zijn over het algemeen van mening dat zorg op afstand moet worden ingezet als vervanging van bestaande zorg. Behandelaars en revalidatiecentra vrezen daardoor voor teruglopende productie, doordat de behandeling efficiënter wordt. Hierover moeten we gezamenlijk om tafel. Want deze tijdswinst moet serieus genomen worden, juist met het oog op de toekomst, met de stijgende vraag naar hulpverlening en minder professionals die dat kunnen bieden.’

Weerstand

Ook heerst er nog vaak weerstand onder professionals. Vollenbroek: ‘Roessingh R&D heeft daar wat onderzoek naar gedaan. We hebben gezien dat de patiënt wel degelijk telerevalidatie wil omarmen, maar dat de therapeut er mondjesmaat in meegaat. Die ziet het implementeren bijvoorbeeld als taakverzwaring, hij moet al zoveel. En ook heeft hij zijn beroep vaak gekozen juíst om het contact met mensen. Maar dat contact is niet weg, het verloopt door telerevalidatie alleen minder vaak face to face. Voor de patiënt is telerevalidatie winst en uit onderzoek blijkt dat hoe meer patiënten telerevalidatie gebruiken, hoe beter de resultaten vaak zijn. Heel duidelijk bijvoorbeeld bij COPD en chronische pijn. Neem bijvoorbeeld het monitoren op afstand: dat geeft ons veel meer inzicht in over- of onderbelasting, wat bijdraagt aan bewustwording en reconditioneren in het dagelijks leven. Je geeft je cliënt veel meer eigen regie en zegt als hulpverlener: wij ondersteunen je waar nodig. Dat maakt de overgang van wel zorg naar geen zorg ook veel makkelijker.’

Vind het wiel niet opnieuw uit

Ga nu niet roepen dat het gebruik van telerevalidatie eerst evidencebased moet zijn, waarschuwt de hoogleraar, want daarmee gaat alleen maar kostbare tijd verloren. ‘Toen de telefoon werd uitgevon- den werd ook niet gevraagd: heeft dat wel effect? Het is een medi- um dat gebruikt kan worden. Gaat het om ondersteuning van deze technologie bij bestaande behandelingen, dan is dat iets wat niet op effectiviteit onderzocht hoeft te worden. Als je eerst twee jaar onder- zoek gaat doen, is de techniek die je onderzoekt ook alweer verou- derd. Kijk natuurlijk wel hoé je het toepast. En bedenk daarbij als revalidatiecentrum dat je het wiel niet opnieuw hoeft uit te vinden. Er zijn al ontzettend veel mooie toepassingen.’

De knop moet om

Cultuuromslag is dus nog nodig, concludeert Miriam Vollenbroek. Ook het opnemen van telerevalidatie in het medisch curriculum, in de reguliere opleiding en tijdens bijscholing. ‘Een heel goed voorbeeld is de verpleegkundigenopleiding van Hogeschool Saxion in Enschede en Deventer. Die hebben een lesmodule voor het inzetten van techno- logie om medisch handelen te verbeteren. Heel goed, want de knop moet om. Geen enkele zorgprofessional denkt uit zichzelf: “wat ga ik vandaag eens anders doen met telemedicine?” Misschien dat het dus gewoon knetterhard moet worden opgelegd. Want we mogen de patiënt de mogelijkheden thuis niet meer ontnemen. Als je als behandelaar schermt met minder persoonlijk contact ontneem je je cliënt een stukje van de revalidatiemogelijkheden. En dat is in feite onethisch.’