Na ontslag uit een ziekenhuis of revalidatiecentrum is het belangrijk dat CVA-patiënten de zorg krijgen die ze nog nodig hebben. Maar niet overal in het land zijn er eerstelijns zorgnetwerken specifiek voor deze doelgroep. Bovendien zijn de bestaande netwerken nogal verschillend van opzet. Het plan is nu te komen tot een landelijke dekking en meer uniformiteit.

Om de geboden zorg te verbeteren, werkt het Rijnlands Revalidatie Centrum (RRC) in Leiden samen met een panel van CVA-patiënten dat meedenkt over wetenschappelijk onderzoek. Een van de kwesties die het panel enige tijd geleden aankaartte, was dat het voor CVA-patiënten na ontslag uit het revalidatiecentrum niet duidelijk is waar ze voor verdere specifieke zorg terechtkunnen. RRC nam dit probleem serieus en besloot uit te zoeken hoe dit landelijk is geregeld. De centrale vraag was: hoeveel eerstelijns CVA-netwerken zijn er in Nederland en hoe zijn die georganiseerd?

Een van de betrokken onderzoekers is Thea Vliet Vlieland. Zij is hoogleraar doelmatigheid van revalidatieprocessen, in het bijzonder fysiotherapie, aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). ‘Het was lastig deze netwerken te traceren. Uiteindelijk hebben we er vijftien gevonden. Dat is natuurlijk veel te weinig voor Nederland. Eerstelijns CVA-zorg is immers niet alleen belangrijk na ontslag uit het revalidatiecentrum, maar ook voor mensen met een beroerte die na het ziekenhuis direct naar huis gaan. Dat is tegenwoordig, mede dankzij de verbeterde behandelmogelijkheden, toch de overgrote meerderheid. Veel van hen hebben ook beperkingen.’

Grote variatie

De Leidse wetenschappers ondervroegen de coördinatoren van de bestaande netwerken via interviews en vragenlijsten, en netwerkleden vulden een vragenlijst in. Zo ontstond er een beeld van de vijftien eerstelijns CVA-netwerken. Vliet Vlieland: ‘We zagen een enorme variatie. De grootte van de netwerken liep uiteen van 4 tot 140 leden. De meeste zijn samengesteld uit professionals van verschillende disciplines, zoals fysio- en ergotherapeuten en logopedisten. Maar sommige bestaan uitsluitend uit fysiotherapeuten. Er zijn netwerken die zich alleen richten op CVApatiënten en andere die een bredere doelgroep bedienen, zoals alle mensen met niet-aangeboren hersenletsel. Verder is er geen eenduidigheid in eisen ten aanzien van de gewenste deskundigheid van de netwerkleden.’

Ter afsluiting van het onderzoek organiseerden de onderzoekers afgelopen zomer een conferentie in Utrecht. Vertegenwoordigers van eerstelijns CVA-netwerken, ziekenhuizen, revalidatiecentra, geriatrische revalidatiezorg, zorgverzekeraars en beroepsorganisaties kregen daar de studieresultaten te horen en gingen met elkaar in discussie. Vliet Vlieland vertelt dat de wens groot bleek om tot landelijke afspraken te komen. ‘Er moeten niet alleen meer netwerken komen verspreid over het land, maar iedereen vond ook dat die voor transparantie moeten voldoen aan bepaalde minimale eisen. Dat geldt eveneens voor de scholingseisen voor alle netwerkleden. De patiënt heeft recht op goede deskundige zorg, ook in de eerste lijn.’

Optimale communicatie

RRC en Sophia Revalidatie in Den Haag zijn nu zelf begonnen met het opzetten van een eerstelijns CVA-netwerk. Ook elders in het land zijn nieuwe initiatieven. Vliet Vlieland pleit ervoor dat de projecten goed op elkaar worden afgestemd en landelijk worden ondersteund. ‘Gelukkig staat het onderwerp nu landelijk op de kaart. Belangrijk is dat er straks binnen elk CVA-netwerk een goede uitwisseling van kennis en ervaring op gang komt. Niet alleen vanuit de ziekenhuizen en de revalidatiecentra naar de eerstelijn maar juist ook andersom. Want de patiënt heeft baat bij een goede communicatie tussen zorgverleners.’

Informatie: www.cvanetwerken.rrc.nl