De revalidatie in ziekenhuizen moet meer gewicht krijgen. En het is belangrijk dat de medisch specialistische revalidatie high potentials beter identificeert en begeleidt. Deze en meer keuzes worden bepleit door het hooglerarenconvent in een artikel dat verscheen in het Nederlands Tijdschrift voor Revalidatiegeneeskunde.

Nieuwe vormen

‘De revalidatiegeneeskunde in ziekenhuizen is steeds meer betrokken bij patiënten met chronische aandoeningen’, belicht Sander Geurts de achtergrond van het artikel. Geurts is hoogleraar revalidatiegeneeskunde aan het Radboudumc en bestuurslid van zowel de revalidatieartsenvereniging VRA als het convent van hoogleraren revalidatiegeneeskunde. ‘Bijvoorbeeld bij mensen met de ziekte van Parkinson, met spierziekten of erfelijke spasticiteit, en bij kinderen met aangeboren aandoeningen.’ Hierbij gaat het meestal om poliklinische, relatief laag intensieve revalidatie met een sterk interdisciplinair karakter, waarbij naast de revalidatiegeneeskunde ook andere medische specialismen betrokken zijn. ‘De behoefte aan deze vaak chronische vormen van revalidatie neemt sterk toe. Dat geeft een grote maatschappelijke druk. De andere medische specialismen verwachten van ons dat we hierin een leidende rol spelen. Ze verwachten visie, zorgverlening en wetenschappelijk onderzoek.’

Plaats ziekenhuisrevalidatie

Het samenspel tussen revalidatiecentrum en ziekenhuis bij het leveren van die nieuwe vormen van zorg verschilt sterk van regio tot regio. In verschillende regio’s spelen revalidatiecentra al in op deze nieuwe vraag. Toch kan de samenwerking met ziekenhuizen vaak beter, vindt Geurts. ‘Het zou goed zijn als alle centra op termijn vol- doende ruimte zouden maken voor chronische aandoeningen. Ook omdat steeds duidelijker wordt dat acute groepen later eveneens vaak nog revalidatiezorg nodig hebben.’ Volgens de hoogleraren is het belangrijk dat het revalidatieveld gelei- delijk meer oog krijgt voor het belang van ziekenhuisrevalidatie als een belangrijke, eigenstandige tak van sport. Geurts: ‘Ziekenhuisrevalidatie is steeds belangrijker geworden en revalidatieartsen in ziekenhuizen moeten voldoende tijd krijgen om in te spelen op nieuwe doelgroepen en nieuwe vragen. Het is op termijn ook het belang van de centra om betrokken te zijn en blijven bij die ontwikkelingen.’ Het is daarom goed dat Brancheorganisatie Revalidatie Nederland meer ruimte maakt voor ziekenhuisrevalidatie. ‘Want het belang van deze vorm van medisch specialistische revalidatie mag niet worden onderschat.’

High potentials identificeren

Een ander punt waaraan moet worden gewerkt, zeggen de hoogleraren, is een duidelijker structuur voor de samenwerking tussen revalidatiecentra en UMC’s. ‘Daarin moeten de UMC’s een stimu- lerende en coachende rol spelen; dat is belangrijk voor de kwaliteit van het vakgebied, onderzoek en onderwijs.’ Dat betekent zeker niet dat revalidatieartsen in de centra minder onderzoek zouden moeten doen. ‘Integendeel, de bijdrage van revalidatieartsen aan het revali- datieonderzoek is op dit moment te klein, die moet omhoog. Alleen zo houd je je positie binnen de medisch specialistische zorg.’ Om dat te bereiken moet de revalidatiegeneeskunde zuinig zijn op haar talenten. ‘De grootste bedreiging voor de ontwikkeling van de revalidatiegeneeskunde op de langere termijn is een tekort aan menselijk kapitaal. We moeten de high potentials die we hebben op het gebied van onderzoek, onderwijs en bestuur beter herkennen en begeleiden. Daarom zijn we binnen alle opleidingsregio’s begonnen met het identificeren van deze mensen.’

Portfolio scherper

Verder moet de medisch specialistische revalidatie haar portfolio scherper krijgen, vinden de hoogleraren. ‘We moeten duidelijker laten zien waar we voor staan. Dus laten zien dat we er ook zijn voor patiënten met chronische aandoeningen, waarvoor een ander denkmodel en andere organisatievormen nodig zijn dan voor de traditionele revalidatiezorg. We moeten daar als medisch specialisten op aangesproken kunnen worden. Dat geldt misschien nog wel ster- ker voor de kinderrevalidatie dan voor de volwassenenrevalidatie.’ Om dat te bereiken moet het hooglerarenconvent een duidelijker rol gaan spelen binnen de VRA. ‘Daar werken we aan, we zijn van een informele club inmiddels een zichtbaar orgaan met een bestuur geworden. We gaan structureel deelnemen aan de verschillende commissies en het VRA-bestuur en willen de lijnen tussen de twee besturen formeler maken. Ook naar buiten toe willen we ons als hoogleraren meer manifesteren. Bijvoorbeeld door ons sterker te laten zien binnen de UMC’s zelf.’

Aan zet

De zichtbaarheid van de revalidatiegeneeskunde moet groter worden, vinden de hoogleraren. ‘We moeten motoriek, cognitie en revalidatietechnologie claimen als kennisdomeinen. Bij al het medisch werk op die terreinen moet de revalidatiegeneeskunde als vanzelfsprekend betrokken zijn. We moeten zorgen dat we daarin zo goed zijn dat niemand om ons heen kan.’ Naast de hoogleraren zijn daarbij nu ook de bestuurders aan zet, zegt Geurts. ‘Het is belangrijk dat bestuurders van revalidatie-instellingen de bijdrage van de hoogleraren op waarde schatten. En het RN-bestuur moet de academische en niet-academische ziekenhuisrevalidatie hoger op de agenda zetten, een ontwikkeling die overigens al gaande is. Ook is het belangrijk dat ‘jonge klaren’ hun kansen zien, en daarover met de hoogleraren in gesprek gaan. Tenslotte moet de koepelorganisa- tie van UMC’s, de NFU, de waarde van revalidatiegeneeskundige expertise voor de gezondheidszorg meer gaan zien. De revalidatie- budgetten in de UMC’s zijn nu buitengewoon laag.’ En dat geldt ook voor de sector in zijn geheel, vindt Geurts. ‘De hele revalidatiesector in Nederland – zonder de zelfstandige behandelcentra – moet het doen met een budget dat in de orde van grootte ligt van de over- headkosten van één enkel UMC.